Mythe 3


Houtkap is slecht voor de natuur en het milieu

Dat het kappen van hout geen aanslag op het milieu betekent leggen wij u zo meteen uit.

Want u realiseert het zich misschien niet, maar voor het bouwen van stenen huizen wordt de natuur ook aangetast en die aantasting is permanent. Voor het maken van bakstenen is zand of aarde nodig. Daarvoor worden gigantische kuilen gegraven. Met gigantisch bedoelen we dus: hectares groot en tientallen meters diep.

In de driehoek Maasmechelen/As/Zutendaal (in Belgisch Limburg) rijden jaar in jaar uit tientallen afgeladen vrachtauto’s dagelijks het afgegraven zand weg. Naar betoncentrales, steenfabrieken, voor de wegenbouw, e.d. Zolang er wordt gegraven is de natuur hier veranderd in dorre, kale zandvlakten en zandheuvels. Graafmachines en zandauto’s blazen hun uitlaatgassen tientallen jaren het bos in, tot eer en glorie van  – onder andere –  de baksteenindustrie.

Als de bodem letterlijk is bereikt verdwijnt de onderneming en duurt het 20 jaar voordat de natuur zich hersteld heeft. Opnieuw ontstaat een bos, maar wel zo’n 10-20 meter lager dan het oorspronkelijke maaiveld. Dat oude niveau en het oude landschap komen nooit meer terug en zijn voor altijd verloren.

In Maastricht graaft de ENCI al tientallen jaren de St-Pietersberg af. Dat is nodig om cement te maken, een onontbeerlijk bestanddeel van een gemetselde woning. Het graven gaat waarschijnlijk door totdat de hele berg weg is.

In steen- en kiezelgroeven wordt onophoudelijk gegraven en gehakt, totdat hele bergen zijn verdwenen en alleen maar gaten in het landschap overblijven.

Bakstenen, de naam zegt het al, worden gebakken in grote ovens. Daarbij is heel veel brandstof en energie nodig, er gaat warmte verloren en er wordt CO2 uitgestoten.

Het omhakken van bomen valt vergeleken met het bovenstaande enorm mee, want het is niet onomkeerbaar. Waar een boom wordt geveld kan zo weer een nieuwe boom groeien. Moderne bosbouwbedrijven zorgen dat er ook weer wordt aangeplant en onderhouden.

Bosbouw is een wetenschap en  – uitgaande van een lange termijn visie – wat goed is voor het bedrijf is ook goed voor het bos. Het bosbouwbedrijf heeft op wat langere termijn niets aan wildkap en roofbouw, want dan valt er over 10-15 jaar niets meer te kappen.

Stel dat de omlooptijd 10 jaar is, d.w.z. als er een nieuwe boom wordt geplant op de plek van een gevelde boom, dan is die over 10 jaar weer net zo groot en dik als de boom die nu gekapt is. Je hoeft geen wiskunde gestudeerd te hebben om uit te rekenen, dat als je elk jaar niet meer dan 10% van de bossen kapt de totale voorraad ongewijzigd blijft. Dit beleid wordt gevolgd in alle Scandinavische landen en in Midden-Europa en er is aanzienlijk meer hout voorhanden dan we voorlopig (of ooit) nodig hebben. Europa is het enige continent waar het grondoppervlak dat bedekt is met bossen continu groeit.

Het hout dat voor de huizen van RD Benelux wordt gebruikt komt uit het noord-oosten van Tsjechië. In dit land zijn de houtreserves de laatste 100 jaar fors gegroeid. Daarbij komt, dat juist in Tsjechië het houtgebruik per hoofd van de bevolking een van laagste in Europa is. Verwacht wordt dan ook, dat de voorraad blijft groeien. De laatste 15 jaar is niet alleen het management en onderhoud van de bossen gemoderniseerd, de bewustwording van het belang van houtreserves is gegroeid en tegelijkertijd is de duurzame aanpak van het bosbeheer verder toegenomen. Iets meer dan een derde deel (33,5%) van het land is bedekt met bos. De jaarlijkse aangroei is 18 miljoen kubieke meter, terwijl het verbruik tussen de 14-15 miljoen kubieke meter schommelt. De reserve groeit dus jaarlijks met 3 miljoen kubieke meter. In 2003 was de totale voorraad in het land 650 miljoen m³ (in 1930 was dit 307 miljoen m³, ruim een verdubbeling).

(bron: Wood For Life Foundation www.drevoprozivot.cz)

Zelfs als u, samen met honderden andere gezinnen in de Benelux, zou besluiten een huis met houten draagconstructie te bouwen wordt die houtvoorraad niet aangetast.

Naar de volgende mythe